Chronische alvleesklierontsteking (chronische pancreatitis) is een ernstige aandoening waarbij de alvleesklier ontstoken is. Er is sprake van chronische alvleesklierontsteking. als de ontsteking niet geneest maar langdurig aanwezig blijft, of telkens weer terugkomt. Door de chronische ontsteking gaat de functie van de alvleesklier steeds verder achteruit.

Bij chronische alvleesklierontsteking is vaak sprake van een voortschrijdend proces.

De aandoening kan niet worden genezen. De vertering van het voedsel en de bloedsuiker-spiegel kunnen nog geruime tijd normaal blijven. Op welk moment er serieuze klachten ontstaan, is per patiënt verschillend. Meestal ontstaan er eerst spijsverteringsklachten (enzymtekort) en pas daarna klachten die te maken hebben met de bloedsuikerspiegel (diabetes).

Mogelijke oorzaken

Chronische alvleesklierontsteking kan door verschillende oorzaken ontstaan.

  • telkens terugkerende acute alvleesklierontsteking
  • galstenen
  • overmatig alcoholgebruik
  • een stofwisselingsziekte
  • erfelijke aanleg
  • bijwerking van medicijnen
  • een ongeluk waarbij de alvleesklier onherstelbaar beschadigd raakt
  • een obstructie als gevolg van een vernauwing een cyste of een tumor.

Als de oorzaak van de chronische alvleesklierontsteking niet kan worden achterhaald, dan spreken we van een idiopathische alvleesklierontsteking.

Klachten en symptomen

Bij chronische alvleesklierontsteking worden perioden met veel klachten vaak afgewisseld door perioden met weinig klachten. Veel voorkomende klachten en symptomen zijn:

Dit is de meest opvallende klacht bij chronische alvleesklierontsteking. Vooral jonge patiënten hebben veel pijn. Bij oudere patiënten is de pijn vaak minder aanwezig. De pijn kan uitstralen naar de rug, linkerzij en linkerschouder. Karakteristiek voor de pijn is de neiging om voorovergebogen te gaan zitten met de knieën op de borst. Bijkomende klachten zijn misselijkheid, braken, koorts en een versnelde ademhaling. Na het nuttigen van een maaltijd nemen de klachten toe. 

Bij voortduring van de aandoening kan de productie van spijsverteringsenzymen afnemen en ontstaat er vetdiarree. Vet uit de voeding wordt door het tekort aan enzymen niet goed verteerd en verlaat onveranderd met de ontlasting het lichaam. Omdat vetten nodig zijn voor een goede opname van bepaalde vet-oplosbare vitamines, kunnen er tekorten ontstaan aan deze vitamines. Samen met de vetdiarree verdwijnen namelijk ook deze vitamines uit het lichaam. 

Als gevolg van de vetdiarree, maar ook door de angst om te eten ter voorkoming van pijn, kan er in een kort tijdbestek ernstige vermagering optreden. 

Als gevolg van een operatie, dan wel bij voortduring van de aandoening kan de hormoonproductie (insuline) door de alvleesklier afnemen. Er ontstaat dan diabetes mellitus (suikerziekte). Er zijn verschillende typen diabetes :

  • Type 1 : als het immuunsysteem van het lichaam de insuline producerende cellen van de alvleesklier vernietigt. Begint meestal in de kindertijd of vroege volwassenheid en heeft bijna altijd insulinebehandeling nodig.
  • Type 2 : vaak aangeduid als “ouderdomsdiabetes”. Komt voor wanneer de alvleesklier niet kan voldoen aan de insulinevraag van het lichaam.
    Vaak is er een relatie met overgewicht (obesitas). Ontstaat veelal bij patiënten op middelbare leeftijd.
  • Type 3c : kan worden veroorzaakt door schade aan de alvleesklier door  ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), tumoren op/in de alvleesklier of door operatie aan de alvleesklier. Dit soort schade aan de alvleesklier vermindert niet alleen het vermogen van de alvleesklier om insuline te produceren, maar ook de eiwitten die nodig zijn om voedsel te verteren (spijsverteringsenzymen) en andere hormonen. Wordt vaak ten onrechte aangezien als type 2.

Als de ontstoken en opgezwollen alvleesklier de afvoergang van de galblaas dichtdrukt, ontstaat er geelzucht (icterus). Omdat de galvloeistof niet meer vrij door kan stromen, ontstaat er galstuwing. Het zichtbare gevolg van galstuwing is geelzucht. Dit uit zich vaak door het geelbruin kleuren van het oogwit en de huid van de patiënt. Op den duur kan galstuwing leiden tot ernstige leverbeschadiging (levercirrose).

Bij sommige patiënten ontstaat er een pseudo-cyste. Dit is een duidelijk afgegrensde holte gevuld met vocht die, afhankelijk van de grootte, allerlei klachten kan veroorzaken. Een cyste die tegen de maag en/of darm aandrukt, kan de oorzaak zijn van misselijkheid, braken en pijn. Als de cyste de galwegen dichtdrukt, ontstaat er geelzucht.

Bij chronische alvleesklierontsteking wordt de functie van de alvleesklier vaak aangetast door verkalking van het weefsel. Doordat steeds meer alvleesklierweefsel verkalkt, kan de hevige pijn bij sommige patiënten na lange tijd meer en meer ‘uitdoven’. Helaas is dat lang niet bij iedereen het geval en blijft bij hen de pijn voortdurend aanwezig en is men aangewezen op goede pijnbestrijding.

Wanneer u deze klachten ervaart hoeft dit niet gelijk te duiden op chronische alvleesklierontsteking. Klachten bij acute alvleesklierontsteking of alvleesklierkanker kunnen overeenkomen met de hierboven beschreven symptomen.

Diagnose

Op basis van het karakteristieke klachtenpatroon heeft de arts
vaak al een vermoeden dat het gaat om alvleesklierontsteking.
Met behulp van onderstaande onderzoeken kan de diagnose worden gesteld:

  • Bloed- en urineonderzoek kan veranderingen aantonen
    o.a. in de waarden van bepaalde alvleesklierenzymen (amylase, lipase)
  • Als de aandoening al langer bestaat, kan in de urine ‘suiker’ aangetoond worden, wat veelal duidt op diabetes
  • Ontlastingsonderzoek (elastase-onderzoek) kan aantonen of er sprake is van vetdiarree
  • Op een röntgenfoto zijn verkalkingen in de alvleesklier aan te tonen
  • Met behulp van een echo kan de omvang van de alvleesklierbuis en een eventueel aanwezige pseudocyste in beeld worden gebracht
  • Met behulp van een CT-scan of MRI-scan kunnen allerlei afwijkingen in de ontstoken alvleesklier nauwkeurig in beeld worden gebracht

Behandeling

Als de oorzaak van de chronische alvleesklierontsteking bekend is dan is de behandeling in eerste instantie gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van deze oorzaak.

De arts kan o.a. medicijnen voorschrijven even om de hevige pijn te bestrijden of om tekorten aan enzymen of insuline aan te vullen.

In sommige situaties kan een endoscopische behandeling (ERCP) plaatsvinden. Tijdens een ERCP kan de arts met een flexibele buis (endoscoop) via de mond en de maag tot in de twaalfvingerige darm komen. Met behulp van kleine instrumenten, die op de endoscoop geplaatst kunnen worden, kan de arts kleine galstenen verwijderen uit de afvoergang van de galblaas of alvleesklier. Ook kan de arts een kleine ingreep uitvoeren, die de afvoer van alvleeskliersap en galvloeistof makkelijker maakt. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van een buisje (stent) in de afvoergang.

Soms is een operatie noodzakelijk om littekenweefsel te verwijderen of ernstige pijnklachten te bestrijden. Een operatie kan ook nodig zijn om het alvleeskliersap goed door te laten stromen naar de dunne darm. Daarbij wordt de afvoergang van de alvleesklier opnieuw met de dunne darm verbonden. In zeldzame gevallen is het nodig om de hele alvleesklier te verwijderen. Het verwijderen van de alvleesklier is een ingrijpende operatie.

Back To Top