Alvleesklierkanker is veelal een levensbedreigende aandoening. Het is een agressieve soort kanker die vaak pas in een laat stadium klachten geeft. De diagnose alvleesklierkanker wordt in Nederland bijna 3.000 per jaar gesteld (2021 : 2.931).

Er zijn verschillende soorten alvleesklierkanker, afhankelijk van het type weefsel waaruit de tumor ontstaat. Een adenocarcinoom komt het vaakst voor (95%). Dat is een tumor in de afvoerbuisjes. Deze tumor zit vaak in de kop van de alvleesklier en wordt daarom ook wel een pancreaskopcarcinoom genoemd.

Naast het adenocarcinoom kunnen er nog andere meer zeldzame soorten tumoren in de alvleesklier ontstaan. Zoals bijvoorbeeld neuro-endocrine tumoren (NET). Het voert te ver om alle soorten tumoren hier gedetailleerd te beschrijven.

In en rondom de kop van de alvleesklier kunnen ook tumoren ontstaan die niet afkomstig zijn van het alvleesklierweefsel zelf. Een tumor kan bijvoorbeeld ontstaan in het weefsel van de Papil van Vater (kanaaltje tussen de kop van de alvleesklier en dunne darm), in het bovenste deel van de dunne darm (de twaalfvingerige darm) of in het onderste deel van de grote galbuis. Soms kan zelfs met weefselonderzoek niet precies worden bepaald uit welk type weefsel een tumor in of rond de kop van de alvleesklier is ontstaan. In dat geval spreken we van een periampullaire tumor.

Mogelijke oorzaken

De precieze oorzaak van alvleesklierkanker is onduidelijk. Net als bij andere vormen van kanker zijn er een aantal risicofactoren bekend die een rol kunnen spelen bij het krijgen van alvleesklierkanker. Aanwezigheid van risicofactoren hoeft niet te betekenen dat de aandoening ook daadwerkelijk ontstaat.

Leeftijd speelt een belangrijke rol bij de ontstaan van alvleesklierkanker. Patiënten met alvleesklierkanker zijn gemiddeld ouder dan 65 jaar.

Een chronische alvleesklierontsteking (pancreatitis) verhoogt het risico om alvleesklierkanker te ontwikkelen.

Alcohol is geen directe risicofactor voor alvleesklierkanker, maar overmatig alcoholgebruik kan wel leiden tot leverproblemen en pancreatitis. Dat kan dan vervolgens weer leiden tot het ontstaan van alvleesklierkanker.

Gebleken is dat in 5 tot 10 procent van de situaties een erfelijke aanleg een rol te spelen bij het ontstaan van alvleesklierkanker. Er is in principe sprake zijn van erfelijke aanleg als meer dan 2 directe familieleden alvleesklierkanker hebben. In die situatie wordt overlegd met een specialist of screening van familieleden nodig is.

Klachten en symptomen

Alvleesklierkanker veroorzaakt in het begin veelal nog geen klachten. Klachten ontstaan vaak pas als de tumor zich al flink heeft uitgebreid. Hierdoor wordt alvleesklierkanker vaak pas laat ontdekt. Er zijn vaak wel vroege tekenen, maar die zijn soms erg vaag.

De aard van de klachten is afhankelijk van de plaats op de alvleesklier (kop, lichaam of staart) en de grootte van de tumor en van stoornissen in organen die door de tumor zijn aangetast. De klachten ontstaan over het algemeen pas als de tumor is doorgegroeid in een ander orgaan of in de zenuwbanen rondom de alvleesklier.

Een tumor in of rond de kop van de alvleesklier wordt door eerder optredende klachten (geelzucht) vaak vroeger ontdekt dan een tumor verderop in de alvleesklier.

De meest voorkomende klachten en symptomen die kunnen wijzen op alvleesklierkanker:

In het begin hebben veel mensen nog geen pijn. Als de ziekte zich uitbreidt en er sprake is van uitzaaiingen, kan er wel pijn ontstaan. Bijvoorbeeld pijn in de bovenbuik of middenrug.

Een alvleeskliertumor kan de doorgang van galweg belemmeren. Hierdoor hoopt galstroom zich op in het bloed en in de huid. Dat geeft een gele kleur van de huid en het oogwit.

Een alvleeskliertumor kan darmproblemen veroorzaken. Wees alert op veranderingen in de samenstelling (diarree of constipatie), de hoeveelheid en de kleur van uw ontlasting.

Plotseling snel afvallen kan een van de symptomen zijn die wijst op alvleesklierkanker.

Diabetes Mellitus (suikerziekte) kan ontstaan als gevolg van alvleesklierkanker. Door een minder goed functionerende alvleesklier en een tekort aan insuline kan een vorm van suikerziekte optreden. In sommige gevallen kan suikerziekte ook een verhoogd risico geven op het ontstaan van alvleesklierkanker.

Wanneer er klachten zijn die mogelijk wijzen op alvleesklierkanker, is het verstandig om op tijd naar de huisarts te gaan. De huisarts luistert naar de klachten en kan overgaan tot lichamelijk onderzoek. Als de huisarts vermoedt dat er iets mis is met de alvleesklier, zal deze doorverwijzen naar een specialist in het ziekenhuis. Meestal is dat een MDL-arts (maag-lever-darmarts). Deze specialist zal het lichamelijk onderzoek herhalen en aanvullende onderzoeken (laten) verrichten.

Diagnose

Om een diagnose te kunnen stellen, start de arts een lichamelijk onderzoek aanvullend bloedonderzoek. De bevindingen kunnen leiden tot een vermoeden van alvleesklierkanker. Op basis van dat vermoeden dient verder onderzoek plaats te vinden. Er zijn meerdere onderzoeken mogelijk, die al naar gelang het belang kunnen worden uitgevoerd.

Dit is een niet belastend onderzoek met geluidsgolven. De geluidsgolven maken een afbeelding van de alvleesklier met de eventuele tumor en uitzaaiingen.

Met dit bijzondere röntgenonderzoek kunnen de alvleesklier en omliggende organen en weefsels zeer gedetailleerd in beeld worden gebracht. Er wordt een serie foto’s gemaakt die tezamen een goed beeld te zien kunnen geven van de tumor en eventuele uitzaaiingen. Meestal wordt bij dit onderzoek via een infuus contrastvloeistof in de bloedbaan gespoten.

Dit onderzoek is vergelijkbaar met een CT-scan. In plaats van röntgenstralen wordt echter bij een MRI gebruik gemaakt van een magneetveld. Ook bij dit onderzoek wordt soms contrastvloeistof ingespoten voor een meer gedetailleerde afbeelding.

Een MRCP is een MRI-scan van de galwegen en de alvleesklier. Het is een veilig en niet-belastend onderzoek dat vaak gebruikt wordt in plaats van een ERCP.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een endoscoop waaraan een echografieapparaatje is gekoppeld. Dit apparaatje zendt geluidsgolven uit. Van de door de diverse weefsels teruggekaatste golven wordt een afbeelding gemaakt. Op deze afbeelding is te zien of en hoe ver de tumor is doorgegroeid in het weefsel dat in de nabijheid van de alvleesklier ligt.

Met behulp van dit endoscopische onderzoek kan een afsluiting van de galgang of van de afvoergang van de alvleesklier door een tumor worden aangetoond. Een flexibele slang (de endoscoop) wordt via de mond, slokdarm en maag tot bij de Papil van Vater in de dunne darm geschoven. Via de endoscoop wordt een contrastmiddel in de afvoergang van de alvleesklier of galgang gespoten om een duidelijke afbeelding te maken. Door de endoscoop kan een instrument in de richting van de tumor worden geschoven. Hiermee kan een biopt uit de tumor worden gehaald voor verder pathologisch onderzoek.

Soms is een laparoscopie (kijkoperatie) noodzakelijk om uitzaaiingen aan te tonen. Tijdens deze behandeling is het mogelijk om weefselbiopten te nemen voor verder pathologisch onderzoek.

Behandeling

Er zijn verschillende behandelingen mogelijk bij alvleesklierkanker. Als de aandoening vroeg wordt ontdekt, is een curatieve (genezende) behandeling mogelijk. De meest voorkomende behandelingen zijn operatie, chemotherapie en bestraling.

Alvleesklierkanker is een agressieve soort kanker die vaak pas in een laat stadium klachten geeft. Bij ontdekking is de tumor bij de meeste patiënten al uitgezaaid of te ver doorgegroeid om nog met een operatie verwijderd te kunnen worden. Slechts een kwart van de mensen met alvleesklierkanker komt in aanmerking voor een curatieve of genezende behandeling. De resterende drie kwart van de mensen krijgt een palliatieve behandeling, die gericht is op het afremmen van de aandoening en het verminderen van klachten.

Curatieve behandeling

Een curatieve behandeling is gericht op genezing. Dat is alleen mogelijk als de alvleesklierkanker in een vroeg stadium wordt ontdekt. De behandeling is gericht op het verwijderen van de tumor in de alvleesklier. Een curatieve behandeling bestaat altijd uit een operatie, soms in combinatie met chemotherapie.

Als de alvleeskliertumor niet is doorgegroeid in dichtbij liggend weefsel of andere organen en als er geen uitzaaiingen zijn, wordt er ingezet op curatieve behandeling. Er zijn dan verschillende soorten curatieve behandelingen mogelijk. De behandelend arts zal bespreken welke operatie het meest voor de hand ligt en wat de voor- en nadelen zijn, zodat in overleg een afgewogen beslissing kan worden genomen.

Een alvleesklieroperatie is een ingrijpende behandeling. Het is daarom belangrijk dat de conditie van de patiënt zo goed mogelijk is. Als deze niet voldoende kan eten, krijg hij/zij voor de operatie sondevoeding om te voorkomen dat de voedingstoestand verslechtert.
Daarbij wordt vloeibare voeding via een sonde in de maag of in de darmen gebracht.

Palliatieve behandeling

Als de chirurg tijdens de operatie toch tot de conclusie komt dat een curatieve ingreep niet mogelijk is, volgt veelal een palliatieve operatie. Die operatie is er dan op gericht om de pijn te verlichten en/of om belemmering van de voedsel- en/of galstroom te voorkomen.

De meest voorkomende curatieve operaties bij alvleesklierkanker :

Als de tumor in de kop van alvleesklier zit, kan voor een Whipple operatie gekozen worden. Dit is de meest toegepaste operatie bij alvleesklierkanker. Afhankelijk van de situatie kan de Whipple operatie via open buikoperatie, dan wel met behulp van een robot worden uitgevoerd.
Bij een Whipple operatie verwijdert de chirurg:

  • het deel van de alvleesklier waarin de tumor zit
  • de kop
  • de lymfeklieren rondom de alvleesklier (lymfeklierdissectie)
  • het laatste deel van de maag
  • de twaalfvingerige darm
  • de galblaas
  • een groot deel van de grote galbuis

Tegenwoordig kan de maag bij een Whipple operatie meestal worden gespaard. De maagsluitspier wordt dan rechtstreeks op de dunne darm aangesloten. Het voordeel is dat de voedselvertering na de operatie beter is en mensen minder laste hebben van diarree.

Tijdens de operatie

Behalve de tumor wordt ook gezond weefsel daaromheen weggenomen. Dit gebeurt omdat tijdens de operatie niet te zien is of het weefstel net buiten het tumorgebied vrij is van kankercellen. De chirurg laat in de buikholte één of meer slangetjes (drains) achter. Deze drains voeren overtollig vocht af dat door de operatie tijdelijk ontstaat. Hoelang de drains nodig zijn, is afhankelijk van de situatie.

Na de operatie

Na de operatie kan opnamen op de Intensive Care-afdeling nodig zijn. Zodra de conditie stabiel is, gaat de patiënt naar een midcare of gewone verpleegafdeling. Omdat een alvleesklieroperatie een grote operatie is, kunnen er complicaties optreden. De arts zal dit vóór de operatie uitgebreid met de patiënt bespreken.

Na de operatie kan het zijn dat de vertering van voedsel minder goed gaat, doordat de enzymen die de alvleesklier maakt niet meer voldoende worden aangemaakt. Dit kan klachten geven als een opgeblazen gevoel en misselijkheid. De arts zal in die situatie enzymensuppletie voorschrijven. Na de operatie wordt mogelijk tijdelijk sondevoeding toegediend via een sonde.

Bijwerkingen

De Whipple operatie is een operatie met risico op veel bijwerkingen. Die risico’s zijn onder andere infectie, bloedingen en lekkage van een van de nieuwe aansluitingen. Na de operatie krijgen sommige patiënten last van misselijkheid en braken doordat de maag minder goed leegt (vertraagde maagontlediging). Er kunnen ook veranderingen in de voedselvertering ontstaan door een tekort aan alvleesklierenzymen. Ook kan suikerziekte (diabetes mellitus) ontstaan.

Als de tumor in het uiteinde (de staart) van de alvleesklier zit, zal de arts een alvleesklierstaartresectie uitvoeren. De staart van de alvleesklier wordt dan verwijderd. Dit kan soms via een kijkoperatie gebeuren (laparoscopisch). Vaak moet ook de milt verwijderd worden. Als de milt wordt verwijderd krijg de patiënt een aantal extra vaccinaties en krijg je langere tijd antibiotica om infecties te voorkomen.

Bijwerkingen

Een alvleesklierstaart resectie is een operatie met bijwerkingen. Er is een risico op bloeding, infectie en lekkage van de alvleesklierafvoerbuis. Er kunnen veranderingen in de voedselvertering ontstaan door een tekort aan alvleesklierenzymen. Ook kan suikerziekte (diabetes mellitus) ontstaan.

Bij een standaard ‘dissectie’ worden de lymfeklieren rondom de betrokken organen zoals alvleesklier, galwegen en twaalfvingerige darm verwijderd. Na de ingreep kan de patholoog de verwijderde lymfeklieren controleren op de aanwezigheid van kankercellen en zo de ernst van de alvleesklierkanker bepalen.

Na een operatie kan aanvullende (adjuvant)  chemotherapie worden toegepast. Het doel van deze chemotherapie is om kankercellen te doden die niet te zien waren tijdens de operatie en daardoor wellicht zijn achtergebleven. Zo wordt de overlevingskans vergroot.

Chemotherapie is een behandeling met kanker remmende medicijnen. Deze medicijnen worden ook wel cytostatica genoemd. Chemotherapie remt de celdeling. Kankercellen zijn gevoelig voor deze medicijnen, omdat kankercellen sneller delen dan gezonde cellen. De medicijnen krijg de patiënt via een infuus, als tablet of per injectie toegediend.

Meest voorkomende palliatieve behandelingen bij alvleesklierkanker

Als alvleesklierkanker pas in een laat stadium wordt ontdekt, is genezing vaak niet meer mogelijk. De patiënt krijgt dan een palliatieve behandeling. Dit is een behandeling met als doel de ziekte af te remmen en klachten te verminderen. De arts bespreekt met de patiënt voor welke palliatieve behandelingen hij/zij in aanmerking komt.

Als de tumor niet te verwijderen is of als je uitzaaiingen hebt, kun je chemotherapie krijgen. Het doel van palliatieve chemotherapie is het verbeteren van de kwaliteit van leven. Chemotherapie kan de ziekte remmen en de klachten verminderen. Chemotherapie is een behandeling met kanker remmende medicijnen. Deze medicijnen worden ook wel cytostatica genoemd. Chemotherapie remt de celdeling. Kankercellen zijn gevoelig voor deze medicijnen, omdat kankercellen sneller delen dan gezonden cellen. De groei van de tumor wordt zo afgeremd. Chemotherapie werkt tegen kankercellen in het hele lichaam en dus ook tegen uitzaaiingen. De medicijnen krijg men via een infuus, als tablet of per injectie toegediend.

Recent is er een nieuwe combinatietherapie ontwikkeld die ook bij alvleesklierkanker kan worden gegeven: FOLFIRINOX. Deze combinatietherapie kan de vooruitzichten voor mensen met een niet te opereren tumor verbeteren. Soms kan de tumor zelfs dusdanig slinken dat alsnog geopereerd kan worden. Er zijn echter veel bijwerking, waardoor deze combinatietherapie alleen gegeven kan worden als patiënten die, ondanks de ziekte, in redelijke conditie zijn.

Bestraling (radiotherapie) is bij alvleesklierkanker meestal een palliatieve behandeling. De bestraling is dan gericht op pijnbestrijding of op het stoppen van eventueel bloedverlies door de tumor. Bestraling kan ook ingezet worden bij klachten door uitzaaiingen, zoals pijn door uitzaaiingen in de botten.

Bestraling is een plaatselijke behandeling met als doel de kankercellen te vernietigen, terwijl de gezonde cellen zo veel mogelijk gespaard blijven. Toch kunnen ook de gezonde cellen in de buurt van de tumor beschadigd raken door de straling. Hierdoor kunnen bijwerkingen last veroorzaken, zoals vermoeidheid. Deze bijwerkingen zijn meestal van tijdelijke aard. Dit komt doordat gezonde cellen beter herstellen van de behandeling dan kankercellen. Op de bestralingsafdeling geeft men adviezen om zo min mogelijk last te hebben van de bijwerkingen.

Als de tumor in de kop van de alvleesklier zit, kan de tumor de galtoevoer blokkeren. Je kan dan last krijgen van geelzucht. Verschillende behandelingen kunnen de geelzucht verhelpen:

Stent of endoprothese

Als de verstopping ter hoogte van de grote galbuis zit, kan de arts een buisje in de vernauwing plaatsen. De tumor wordt zo opzij gedrukt en de galweg opengehouden.
De geelzucht en bijbehorende klachten zoals jeuk, verdwijnen hierdoor. Meestal wordt een stent ingebracht via een ERCP-onderzoek.

Operatie

Soms is een operatie nodig om de geelzucht te verhelpen. De arts maakt dan een verbinding tussen de grote galbuis en de darm, buiten de alvleesklier om.

Back To Top